Als tiener wilde ik altijd psycholoog worden, maar dat veranderde toen ik echt ging nadenken over wat – of beter gezegd, Wie – mij had geholpen toen ik het moeilijk had. Dat was God. Mijn keuze om mij op jonge leeftijd te laten dopen door onderdompeling heeft een stabiele basis gelegd tijdens mijn tienerjaren. Diezelfde boodschap, dat de enige ware basis in je leven te vinden is in Jezus Christus, wilde ik vanaf dat moment met iedereen delen.
Van dichtbij heb ik gezien wat voor impact het kan hebben als er een stabiele basis ontbreekt in iemands leven. Mijn ouders namen de Bijbelse opdracht om te zorgen voor weduwen en wezen letterlijk door pleegkinderen in huis op te nemen. Als jong meisje zag ik hoe moeders, die veel van hun kinderen hielden maar zelf vastzaten in moeilijke omstandigheden, hun kinderen aan mijn ouders toevertrouwden. Deze kinderen, die vaak al op jonge leeftijd bij ons kwamen, hadden in hun eerste levensjaren al zoveel meegemaakt dat ze hunkerden naar liefde.
Hechtingsproblematiek kan elk aspect van het leven beïnvloeden.
Soms duwen mensen anderen weg of testen hen continu, terwijl anderen juist zo’n honger naar liefde hebben dat het beklemmend kan zijn. In de relatie met God neem je je eigen biografie mee. Hoe kijk je bijvoorbeeld naar God als liefdevolle Vader als je eigen vader jou en je moeder in de steek heeft gelaten? Of hoe begrijp je God als een zorgzame moeder als je door je eigen moeder – verbaal of fysiek – mishandeld bent?
Met mijn onderzoek wil ik laten zien hoe gezinsstructuur je godsbeeld kan schilderen. Het is mijn doel dat de kerk zich hiervan meer bewust wordt. We hebben allemaal onvolmaakte ouders die, hoe hard ze ook hun best doen, nooit het perfecte beeld van God kunnen overbrengen. Daar moeten we als kerk op inspelen, vooral bij mensen uit complexe thuissituaties, zoals samengestelde gezinnen, eenoudergezinnen en pleeg- of adoptiekinderen. We kunnen hen als kerk tegemoetkomen door taal te gebruiken die aansluit bij hun ervaringen en die hen troost en genezing biedt.